Met dit eufemisme trachtte een van mijn advocaten mijn frustratie te dempen over de wijze waarop de rechters van het gerechtshof Den Bosch hun vonnis hadden beargumenteerd. ‘Binnen ons stelsel (is) de feitenrechter vrij in de selectie en de waardering van het bewijsmateriaal’ werd mij uitgelegd, waar hij aan toevoegde ‘Ik betreur dat de onjuiste feitenvaststelling niet nog verder bij de Hoge Raad of anderszins aan de orde kan komen.’ Het arrest van het gerechtshof Den Bosch zit vol met objectief aantoonbare fouten met serieuze gevolgen, waartegen echter geen verweer meer mogelijk is.

Het zal duidelijk zijn -ik heb dat eerder elders al duidelijk proberen te maken- dat ik grote moeite heb me neer te leggen bij een ‘feitenvaststelling’ die niet op feiten is gebaseerd, maar alleen op aantoonbaar uit de lucht gegrepen veronderstellingen. Het kan toch niet zo zijn dat een rechter zijn vrijheid in de keuze van het bewijsmateriaal gebruikt om welgevallige ‘feiten’ te kiezen, die evenwel niet stroken met de logica van het onomstreden dossier, alleen afgaand op wat het OM beweert?

Er staan in het arrest van 31 januari 2018 zeer veel pertinente fouten, waarvan slechts een beperkte aantal nog weersproken konden worden in de cassatie, waarover de Hoge Raad op 16 april) uitspraak zal doen. De veronderstelde feiten echter, die niettemin een zeer wezenlijk rol spelen bij de beoordeling van de door mij gegeven stervenshulp, vallen daar buiten. De meest schadelijke en kwetsende onzin is de bewering dat ik mijn moeder geholpen zou hebben, ‘omdat ik er op uit zou zijn geweest de wet te veranderen’. Ik had wel wat anders aan mijn hoofd. Als dat al het geval zou zijn geweest dan zou het toch niet logisch zijn dat ik haar ‘natuurlijke’ overlijden zo maar heb laten passeren?
Bij het OM bestaat dat beeld blijkbaar al langer, zonder dat duidelijk uit te spreken. De rechtbank heeft dat beeld van het OM in 2013 al overgenomen, maar minder expliciet geformuleerd en daarom is die absurde veronderstelling door ons onvoldoende herkend.
Kennelijk heeft mijn stellingname tegen art. 294-2 (en ook alléén daartegen, al beweert het hof Den Bosch anders!) die indruk gewekt, daarbij voor het gemak uit het oog te verliezen, dat ik die goed heb kunnen opbouwen in de drie jaar dat ze me hebben laten wachten voordat tot vervolging werd besloten.

Als je inderdaad gelooft dat er sprake was van een soort ‘voorbedachte rade’, valt ook te begrijpen dat elke vorm van beroep op noodtoestand als ongeloofwaardig terzijde wordt geschoven. Dan kan het gemakkelijk gebeuren dat er fouten worden gemaakt in de beschrijving van de chronologie van de gebeurtenissen en mijn beslissing om in te grijpen wordt losgekoppeld van het werkelijke moment zoals beschreven in het basisdossier. Dan kan ook mijn paniekmoment en de betekenis die het Brongersma-arrest had voor de rol die de artsen niet meer konden spelen, eenvoudig worden weggeredeneerd. Zo eenvoudig kan mijn hulp in een opportunistisch kader geplaatst worden.
Die ene feitelijk onjuiste veronderstelling -die op geen enkel concreet feit kan worden gebaseerd, integendeel zelfs- is de basis onder vrijwel alle aangevoerde argumenten die mijn handelen pogen te criminaliseren. De simpele en erkende feiten zijn blijkbaar niet genoeg.
Dat het OM in een dergelijke kokervisie verstrikt raakt is zorgelijk, maar misschien ook te verklaren uit haar opdracht. Dat rechters daar echter zo kritiekloos in meegaan en dat bovendien handig, buiten de cassabele zaken om, in het arrest weten te formuleren, is evenwel onverteerbaar.

De hele gang van zaken tijdens dit tweede hoger beroep, nadat de Hoge Raad het eerste hoger beroep vernietigd had, ademde de sfeer van een vooropgezet plan, om de ‘hulp bij zelfdoding’ ditmaal wel stevig veroordeeld te krijgen. Dat werd al duidelijk bij de voorbereiding van de zitting. Tijdens de zitting werd dat meer dan bevestigd, zoals ook het publiek heeft kunnen waarnemen. Maar het arrest slaat alles op het gebied van partijdigheid en gebrek aan professionaliteit en integriteit. De ‘zwakte van ons rechtssysteem’ verhindert nog op die ‘feiten’ in te kunnen gaan.

De Hoge Raad zal zich dus naar verwachting op 16 april, na een eerder uitstel van ruim 2 maanden, uitspreken over de cassatie. Maar wat de Hoge Raad dan ook zal beslissen (ik heb dat 8 februari al naar buiten gebracht), het zal de essentie van het arrest missen. Die ligt immers in het aangevulde maar ongegronde ‘feitenmateriaal’ dat het hof bij haar vonnis meende te moeten toevoegen aan de eerder al vastgestelde en onomstreden feiten, maar die de Hoge Raad niet in haar oordeel kan betrekken.
Deze ‘Zwakte van ons Rechtssysteem’ is bepalender dan wat de Hoge Raad nog kan besluiten; zet hem ‘feitelijk’ buiten spel.

Albert Heringa
Bennekom, 15 april 2019

Verder lezen

Zijn wij werkelijk zo veel slimmer dan de groene planten?

Onze kijk op de plaats van de mens in deze wereld is de afgelopen eeuwen grondig veranderd. Met de ontwikkeling van de wetenschap zijn we anders gaan kijken naar wie we zijn en wat onze plaats, onze rol in deze wereld is. Copernicus en Galilei hebben ons geleerd dat we niet het centrum van het zonnestelsel zijn en nog minder van het universum (als dat al een middelpunt heeft). Maar ook hier op aarde hebben Darwin en Freud elk op hun wijze bijgedragen aan het onttronen van de mens als centrum en doel van de schepping. Wat mij betreft zijn E.O. Wilson met zijn Sociobiologie en Frans de Waal met zijn vele boeken over het gedrag van apen voortgegaan op dit boeiende pad. Een pad waarvan ik intuïtief wist dat het  bestond, maar dat zij voor mij als werkelijkheid open legden.

Het afgelopen halve jaar heb ik twee boeken gelezen die mijn kijk op de wereld nog eens verder tot bescheidenheid hebben gebracht: ‘Botanische revolutie. De plantenleer van Charles Darwin.’ van Norbert Peters (2016) en als klap op de vuurpijl ‘Briljant Groen. De intelligentie van planten.’ van de Italianen Stefano Mancuso en Alessandra Viola (2017).  Vooral het eerste boek is fascinerend door de vele botanische ontdekkingen die Darwin en zijn zoon ten aanzien van planten en hun gedragingen (!) hebben gedaan en beschreven, waarmee ze feitelijk de stap naar het denken over plantenintelligentie al gezet hebben. Een haast vergeten rol, die eens te meer de grootsheid en wijsheid van Darwin als wetenschapper en als mens onderstrepen. Peters heeft dit gelukkig op een boeiende wijze aan de vergetelheid ontrukt en tegelijk voor mij ook het pad gebaand naar het tweede boek, dat in zekere zin oppervlakkiger is en zelfs enkele storende fouten bevat. Het bevat bovendien, mede door de populariserende stijl, voor mij als afgestudeerd bosbouwer, wetenschappelijk gesproken, weinig echt nieuwe feiten. Toch geeft de heel eigen kijk en benadering aanleiding tot een filosofische paradigma verschuiving van grote betekenis, in elk geval bij mij.

De filosofie is naar mijn mening in het algemeen veel te antropocentrisch en navelstaarderig van aard. Misschien niet onbegrijpelijk door zijn oorsprong, maar eigenlijk heeft het mijns inziens het stadium van denken als dat van Copernicus en Galilei veelal nog niet bereikt. Al het gefilosofeer draait nog om de mens en ik ervaar dat als een essentiële beperking. Het besef van zijn volstrekte afhankelijkheid en beperktheid wordt volledig verblind door de trots op zichzelf, op wat we allemaal kunnen bij het beheersen en omvormen van ons eigen bestaan en leefomgeving. Ik begrijp het wel: ook ik ben gegrepen door alles wat we kunnen en begrijpen. En toch draait de wereld niet om ons, we zijn nog te bijziend.

Maar ik zie eveneens de paradox die onze eigen intelligentie feitelijk creëert: Niet alleen hebben we de wereld naar onze hand gezet, met de stikstoffixatie (Haber) voor de kunstmest, die de rem op de bevolkingsgroei heeft weggenomen; met de stoommachine, verbrandingsmotor en kerncentrale, die ons veel extra energie leveren; met de vliegtuigen die ons als vogels los van de grond hebben gemaakt en de raketten die zelfs de ruimte toegankelijk maken. Nee, we kunnen ook reflecteren op onze positie, ons zelfs bewust worden van het feit dat de wereld niet om ons draait, inzien dat we als lemmingen bezig zijn ons bestaan als mens op deze aarde te ruïneren. Maar we kunnen ons kennelijk niet los maken van onze aangeboren drijfveren en we gaan gewoon door op die wonderlijke weg van zelfdestructie, zowel materieel als sociaal. We zien het gebeuren, proberen wel wat bij te sturen, maar het blijven kleine correcties, die niet wezenlijk iets aan onze koers veranderen. Eigenlijk verschillen we op dit punt maar weinig van Tump. Ik kan niet anders dan beamen dat dat ook voor mijzelf geldt. Ik ben deel van die paradox.

Het boek over plantenintelligentie zal aan deze situatie weinig veranderen, maar op een bepaalde manier maakt het me wel blij. De groene planten zijn de basis van alle leven. Al het andere leven is daarvan afhankelijk. Wij ook. Dat is een waarheid als en koe en toch lijken we die realiteit in het dagelijkse leven nauwelijks tot ons door te laten dringen. We handelen er nauwelijks naar. We kunnen de groene planten wel voor ons laten werken, maar dat camoufleert alleen onze afhankelijkheid. Feitelijk leven wij voor hen al is dat evolutionair gesproken natuurlijk veel te doelgericht geformuleerd.

Planten leven in een andere dimensie. Hun intelligentie werkt anders, maar is zeker niet minder doelmatig en effectief, waarschijnlijk zelfs beter, want veelzijdiger. Die zit in de gezamenlijke groeipunten, vooral van het wortelstelsel, alle wortelpunten samen. Het werkt als een netwerk of zwermintelligentie, zoals dat bekent is van zwermen vogels, scholen vissen en sociale insecten, maar iets wat ook bij modulair opgebouwd internet niet onbekend is. Hoe de plant intern en extern communiceert is maar ten dele bekend, maar effectief is het zeker.

Misschien lijkt het alleen oppervlakkig zo verschillend van onze eigen intelligentie. Die ontstaat immers ook in een samenhangend netwerk van verschillende kernen en centra in onze hersenen, als een soort zwerm. Ze zitten alleen wat geconcentreerder bij elkaar. Als we ons hormoonstelsel en ons immuno-geheugen erbij nemen wordt het netwerk al een stuk groter en complexer. De bio-energetica van Reich en Lowe leert dat ook de spieren en het hele lichaam een soort geheugen hebben, dat zo nodig therapeutisch kan worden aangesproken, al is de achtergrond daarvan nog onvoldoende uitgekristalliseerd. Ik krijg het gevoel dat we ook onze eigen intelligentie op een andere wijze moeten benaderen.

Het leven van veel planten speelt zich veelal af op een andere tijdschaal dan dat van ons. Wat de eendagsvlieg voor ons is, zijn wij voor veel bomen. Ook de processen gaan trager. De neurologische communicatie in onze hersenen door middel van elektrische actiepotentialen en neurotransmitters, stoffen die slechts microscopisch kleine afstanden hoeven te overbruggen, gaat veel sneller dan de voornamelijk chemische informatieoverdracht bij planten, die grotere afstanden moet overbruggen en overigens nog maar ten dele bekend is.

Hoe dan ook, door intelligentie vooral te definiëren van uit een probleemoplossend perspectief, kunnen planten niet meer orden uitgesloten, integendeel. De groene planten verdienen onze bewondering en respect. Maar als Mancuso en Viola dat suggereren dat we ook moeten spreken van hun waardigheid en hun rechten dan gaat mij dat te ver. Hoe je het ook went of keert, dat soort ethische en morele begrippen hebben alleen zin en betekenis in een menselijke context. Wij kunnen dat toekennen, desnoods met de kwalificatie ‘intrinsiek’ maar dat verandert niets. Het blijft ons menselijke perspectief en het blijft gaan om de rol die de planten in ons bestaan en voortbestaan spelen. Feitelijk hebben de boeddhistische en taoïstische levensfilosofie en veel natuurgodsdiensten de meest neutrale kijk daarop. Ze hebben respect voor de aarde en de natuur zoals we die aantreffen, al erkennen ze de waarde die het voor de mens heeft, omdat we ons daarvan afhankelijk weten. De drie verwante, uit elkaar voortgekomen monotheïstische religies hebben een meer op bezit, eigendom en exploitatie gebaseerde levensfilosofie. Aarde en natuur zijn er voor ons. Daar overheerst het idee van het zogenaamde ‘rentmeesterschap’ (we moeten wel verantwoord met de aarde omgaan, opdat er voldoende voor ons nageslacht overblijft), maar de utilitaire benadering (van een Godsgeschenk) is het wezenskenmerk. Het rentmeesterschap wordt op zijn best erg minimaal en nogal opportunistisch ingevuld.

Persoonlijk wordt ik zeer geboeid door deze nieuwe kijk op de plantenwereld en de filosofische gevolgtrekkingen die daaraan kunnen worden gekoppeld voor onszelf. Het verandert echter weinig aan mijn biologisch gevoede overtuiging, dat wij mensen waarschijnlijk slechts een evolutionaire eendagsvlieg zullen blijken te zijn op aarde. Niet vanwege onze (technische) intelligentie, maar vooral vanwege de ontbrekende (sociale en integrerende) intelligentie. We kunnen uitstekend graven, maar te weinigen beseffen dat we aan ons eigen grafbezig zijn.

Als je dat erg vindt kan je dat doemdenken nemen; maar waarom zou dat erg zijn als je het puur menselijke perspectief loslaat? Als de evolutie ons iets toont en leert dan is het wel de vergankelijkheid van alle levensvormen, maar niet van het verschijnsel leven op zich. Dat bestaat al onafgebroken zo’n 2 of 3 miljard jaar op aarde, in vele, steeds veranderende manifestaties, planten, schimmels, bacteriën en dieren, waaronder de mens. Als mens fascineert me dat. Maar de vlieg die om mijn hoofd zoemt , de eik in het bos of de bacterie in mijn darm zal dat alles waarschijnlijk worst zijn. Ieder leeft in zijn eigen wereld en weet te overleven met zijn eigen intelligentie. Wij ook.

Verder lezen

Berijpte schermbloem

EEN VOLTOOID JAAR MET VEEL LEVEN EN DOOD.

Allereerste wil ik iedereen, mede namens Lida, fijne feestdagen, een gezellige jaarwisseling, en een voorspoedig 2017 toewensen.

 

Het was me het jaartje wel. De wereld is er in veel opzichten niet veel mooier op geworden. Blijvende spanningen en oorlog in het Midden-Oosten, Myanmar, Darfur en Zuid Soedan. Veel ontheemden, veel verdronkenen hier in Europa, veel ontevredenen en polarisatie in zowel VS als Europa. Ook de vooruitzichten zijn nog twijfelachtig op zijn best. De groeiende instabiliteit politiek en economisch wereldwijd, het afnemende democratische gehalte in veel landen (Rusland, Turkije, Hongarije , Polen): het stemt niet vrolijk.
En wat als positief te boek staat, het Klimaatakkoord van Parijs: ik ben bang dat het ‘to little, to late’ is. Verder lijkt het geloof in de markt te tanen en dat is winst.

 

Dichter bij huis: Op het terrein van het ‘Voltooid Leven’ is er eindelijk een positieve ontwikkeling. Dat is voor mij natuurlijk een belangrijk punt. Dáárvoor heb ik in 2010 aandacht willen vragen met het verhaal over Moek’s laatste wens. De commissie Schnabel vond begin dit jaar nog dat het allemaal mooi en voldoende geregeld was met de bestaande Euthanasiewet (WTL). Met overwegend medisch gerichte leden, die moesten oordelen over wat door de Hoge Raad expliciet buiten het medische domein was geplaatst, kwamen zij alleen al daarom met een weinig geloofwaardig rapport.
Gelukkig herstelden de ministers hun startfout door het rapport te negeren en een andere weg in te slaan. De autonomie van de burger wordt nu erkend, ook waar het een zelfgekozen levenseinde betreft. Dat is een doorbraak. Want waarom zou dat dan alleen gelden voor relatief gezonde ouderen en zouden alle anderen afhankelijk blijven van de barmhartigheid van artsen? Sterven is altijd primair een persoonlijk, existentieel gebeuren. Ziek of niet, hulpverleners (artsen of anderen) kunnen de burger adviseren en ondersteunen, bij het waarborgen van de kwaliteit van leven. De WTL heeft het sterven gemedicaliseerd en dat is uiterst ongelukkig en onterecht. Nu is D66 met een echt concept wetsontwerp gekomen, dat veel lijkt op wat de regering en de actiegroep ‘Uit Vrije Wil’ voor ogen hadden. Het bevat veel stappen vooruit. Toch vrees ik dat de harde leeftijdsgrens (75) allerlei onvoorziene en ongewenste effecten zal veroorzaken. Ook de beoogde BIG-registratie van de hulpverleners plaatst hen in het kader van de gezondheidszorg. Dan blijft de medische benadering domineren en worden hulpverleners met een totaal andere achtergrond, die zeker niet minder relevant is, buitengesloten. Dat is niet gewenst.
De tendens lijkt groeiende, dat steeds meer mensen liever kiezen voor sterven in eigen regie, met zelf verkregen middelen. Recent nog het echtpaar van CDA-huize, dat ook bewust aandacht vroeg voor die mogelijkheid. In hoeverre die tendens zich werkelijk voordoet zal niet gemakkelijk te achterhalen zijn. In veel gevallen zal dit niet altijd duidelijk zijn. Naasten zullen niet betrokken worden of er het zwijgen toe doen. De strafbaarheid van de hulp bij zelfdoding (die op zijn minst een onderzoek vergt) zal weinigen stimuleren zoiets te melden. Dat wetsartikel veroorzaakt meer maatschappelijke schade, dan het zal voorkomen.

 

Mijn proces kwam onverwacht in het nieuws. De Advocaat Generaal bij de Hoge Raad kwam met het gunstige advies de cassatie van het OM ongegrond te verklaren. Normaal haalt zoiets het nieuws niet. Waarom nu wel is onduidelijk. De Hoge Raad neemt overigens de tijd. Haar uitspraak wordt pas verwacht op 14 maart. Als het proces dan afgerond wordt zou dat mooi zijn, maar ik sluit niet uit dat het proces toch nog eens over gedaan moet worden.

 

Hoe dan ook, het belooft een boeiend jaar te worden ten aanzien van het ‘Voltooid Leven’ debat, nog los van de nieuwe politieke realiteit die na de verkiezingen zal ontstaan. Overigens zou ik de term ‘Voltooid Leven’ wel willen vervangen door ‘Klaar met het leven’, om de weinig zinvolle discussie over de vraag wat ‘voltooid’ hier nu werkelijk wil zeggen en of dat wel klopt, te vermijden. Het respect voor de eigen beleving van ouderen dient voorop te staan.

 

Dit jaar is geëindigd met een mij trots makende gebeurtenis: Aafke, mijn jongste dochter, promoveerde in Utrecht op een relevante studie over inter-etnische contacten in Rotterdamse wijken, met de titel ‘Pathways in Diversity’. Ondanks veel verschillende tegenslagen heeft ze dit onderzoek kunnen doen en succesvol afronden. Petje af!!

 

Monopolies, inteelt, monoculturen, nationalisme en afgesloten zuilen: Op het eerste gezicht lijken deze vormen van ‘specialisatie’ hun voordelen te hebben. Nader beschouwd zijn het echter vormen van bijziendheid, die de samenleving niet echt ten goede komen. Diversiteit, verscheidenheid blijkt op langere termijn steeds weer de essentiële bron van groei, inspiratie en vooruitgang. Instabiliteit hangt daarmee haast onvermijdelijk samen. Mijn wat sombere gedachten aan het begin kunnen dus ook wijzen naar de noodzakelijke veranderingen van een vastgelopen systeem.
Er is altijd reden en ruimte voor hoop en daarmee stap ik het nieuwe jaar 2017 in!

Albert

Verder lezen

Ontwikkelingen en ‘De dood bestaat niet’
In de afgelopen maanden is er weer veel gebeurd, waardoor ik mijn voornemen, vaker een blog te schrijven, weer niet heb kunnen realiseren.
Ik heb de NVVE vaarwel gezegd, toen directeur en bestuur meenden, zonder enige afstemming met de leden, een nieuwe beleidsvisie te kunnen lanceren via de media. Een visie bovendien waarin de arts een centrale rol krijgt en de autonome route en ook de hulpverlenersroute praktisch worden afgeschaft. Inmiddels schijnt de visie op de ALV in mei door een aantal leden wel weer aardig bijgesteld te zijn, maar niemand van de leiding heeft daar consequenties aan verbonden. In tegendeel, het betuur meende met een statutenwijziging de toch al minimale rol van de leden nog verder te moeten inperken. Dat speelt nu nog.
De NVVE is voor mij geen geloofwaardige club meer.
Helaas moet geconstateerd worden dat het hele landschap van het zelfgekozen levensinde in een crisis verkeert. Ook bij De Einder en de Coöperatie Laatste Wil, beide gericht op de eigen regie, rommelt het en met het teleurstellende rapport Schnabel lijkt elke hoop op verbetering en verandering voorlopig op slot gedraaid te zijn. De ministers moeten nog reageren. Alleen de levenseindekliniek lijkt, ondanks wat tegenslagen, nog goed te functioneren, maar daar is van eigen regie natuurlijk geen sprake. Ook zij zijn gebonden aan het keurslijf, dat de WTL (Euthanasiewet) in meerdere opzichten feitelijk is.

Na mijn ‘vrijspraak’ door het Gerechtshof in Arnhem is het OM in cassatie gegaan bij de Hoge Raad. Hun ‘schriftuur’ is eind november verstuurd en wij, de vier betrokken juristen en ikzelf. hebben daar een weerwoord op geformuleerd. Dat is eind februari verzonden. Het wachten is nu op het advies vn de Advocaat-Generaal bij de HR en tenslotte de uitspraak van de Hoge Raad zelf.
Daar valt weinig over te gissen.

Ondertussen heb ikzelf veel tijd en energie gewijd aan een vluchtelinggezin uit Oeganda, dat ik al 4 jaar begeleid en dat sinds februari in Wageningen is komen wonen. Het gezin met 4 kinderen (één net geboren) kent een gecompliceerde problematiek op meerdere fronten en we zijn blij dat het is gelukt hen naar Wageningen te krijgen, zodat we de begeleiding (samen met meerdere professionele instanties) van nabij kunnen (helpen) vormgeven. Een halve weektaak voor ons.

 

Maar nu is er dan toch tijd om de nieuwe blog, die al een tijdje klaar lag, het licht te doen zien: DE DOOD BESTAAT NIET.
Volgende onderwerpen liggen al klaar.

 

 

        DE DOOD BESTAAT NIET

Er wordt vaak gesproken over DE DOOD. Maar is dat terecht? Is de dood iets dat op zichzelf staat, dat het leven wegneemt. Iets dat je dus met een zelfstandig naamwoord kunt aan duiden? Vaak voorgesteld als een wezen zonder gezicht met een zeis of als een wandelend skelet dat praat en je mee kan nemen als het ‘je tijd’ is. Sterven is dan een gebeurtenis waarbij het leven de norm is dat ons ontnomen wordt door een uitwendig, ongrijpbaar, maar bewust handelend fenomeen.
Ook als we niet meer zo’n plastisch concreet beeld voor ogen hebben wordt er toch veel en vaak op een dergelijke wijze over gesproken. Naar mijn idee is dat een achterhaalde, feitelijk onjuiste, maar vooral verwarrende wijze van spreken, die voort komt uit een verouderd concept van wat ‘leven’ feitelijk is.
Wij bewust denkende levende wezens kunnen haast niets anders dan het leven als de normale vanzelfsprekende bestaanstoestand beschouwen. We weten inmiddels wel dat de tweede wet van de thermodynamica leert dat niet klopt, dat leven een bijzondere organisatievorm van de materie is, die allen onder het specifieke omstandigheden en voortdurende input van energie kan blijven bestaan. Toch kruipt ons bewustzijn waar het niet gaan kan en dat zadelt ons onvermijdelijk op met allerlei andere wonderlijke concepten, waaronder dat van ‘de dood’.
Er is leven en er is zeker ook dood. Een dode vogel, een dood kind, mijn vader is dood. Als beschrijvende kwaliteit van iets kan het een bepaalde toestand aangeven, als bijvoegelijk naamwoord of als bijwoord. Het zegt ook niet dat iets ooit levend geweest moet zijn zoals ‘dode materie’. Niettemin geeft het wel het onderscheid aan met de levende materie. Leven is een verschijnsel van voortdurend veranderende, stromende, complexe materie, een stroom die alleen in stand kan blijven onder voortdurende toevoeging van energie. Als die stroom ophoud en de complexiteit uiteenvalt is het leven gestopt. Dan spreken we van dood gaan of zijn. Een levend organisme houdt op als zodanig te bestaan, het is dood. Dood zijn is niets anders dan niet (meer) leven. Er is wel iets verdwenen: het dynamische proces dat de complexiteit in stand hield. Het organisme valt weer uiteen Er is niet iets bij gekomen dat de dood vertegenwoordigt.
Vroeger, toen men nog geen idee had wat ‘leven’ was, waar het vandaan kwam, was leven de norm en sterven werd ervaren als een van buitenkomende kwade (!) invloed op de ‘normale’ toestand. Toen werd die van buiten komende kwade kracht, beschouws als een demon, als ‘Het kwaad’ waarmee het leven in een voortdurend gevecht was. Dat beeld van een figuur in een zwarte mantel een schedel als hoofd of geheel geen gezicht, allen zwarte leegte onder een capuchon. Vaak ook met een zeis als symbool van het losgesneden worden van je bestaanswortels. Een uitdrukking als ‘de dood komt je halen’ weerspiegelen deze oude voorstelling van zaken.
Maar de dood valt niet te beschrijven of in beeld te brengen. De enige kenmerkend eigenschap van de dood is het ontbreken van leven, van het proces dat leven vertegenwoordigd. Een andere eigenschap kan aan de dood niet worden toegeschreven. Op de keper beschouwd is de dood principieel onvoorstelbaar. Je iets voorstellen is wat alleen het leven is voorbehouden. Dood zijn kunnen we waarnemen van buiten af, maar ‘beleven’ is per definitie uitgesloten.
Het raadsel, of zo je wilt het mysterie van de dood, is onoplosbaar als je de dood als en zelfstandige entiteit beschouwt naast het leven; als de Yin naast de Yang. Het is echter geen dualiteit! Het gaat alleen over aan- en afwezigheid.
Niet zelden wordt over ‘de dood’ gesproken als de toestand die ontstaat nadat iemand is overleden, over ‘het dood zijn’ dus. Dat is echter feitelijk een slordige en daardoor ook verwarrende manier van spreken. ‘Dood zijn’ en ‘de dood’ als concrete zelfstandige entiteit zijn dan nauwelijks meer van elkaar te onderscheiden en ze gaan dan gemakkelijk door elkaar heen lopen. Hetzij in het hoofd van de schrijver/spreker, hetzij in het hoofd van de lezer/luisteraar. Zeker bij mensen die de religieuze beelden en denkwijzen nog niet langgeleden achter zich hebben gelaten en waar deze nog latent aanwezig zijn, kan van die verwarring gemakkelijk sprake zijn. Dit taalgebruik is echter heel gangbaar.
Het echte dood gaan, de laatste adem uitblazen, het sterven is feitelijk een heel proces dat verschillende vormen en fasen kent. Het lichaam sterft niet in één keer, daarvoor zijn de verschillende onderdelen te onafhankelijk. Een boeiende materie die Peter Singer in zijn boek ‘Tussen Dood en Leven’ (van Arkel, 1997), heel treffend duidelijk maakt. Boeiend is ook hoe hij je doet inzien dat de geboorte van een nieuw leven, eigenlijk geen nieuw leven is maar alleen een nieuw individu, een zelfstandig stukje leven. Juist die continuïteit van het leven maakt het heel arbitrair te bepalen wanneer er sprake is van een nieuw zelfstandig individu. Immers dit nieuwe leven is ontstaan uit de versmelting van twee levende cellen. Het leven is doorgegeven, alleen doorgegeven; het is niet nieuw gemaakt. Je kunt dus zeggen dat de belangrijkste reden van ons bestaan is het leven door te geven, omdat (het proces van) het leven misschien wel eeuwig is maar ons gecompliceerde lichaam niet. Dat zal eens het leven weer kwijt raken. Met dit besef als startpunt kun je eindeloos filosoferen over het leven, ons bestaan, het ‘mens’-zijn, de rol van de seksen, de betekenis van de samenleving. Dat ga ik hier niet doen. Dat gebeurt natuurlijk al genoeg.
Misschien heeft het spreken over ‘de dood’ iets te maken met het wijken van de ‘ziel’, ook zo’n ongrijpbaar begrip. Het is voor ons mensen moeilijk voor te stellen, te pijnlijk vooral waarschijnlijk ook, dat met het wegvloeien van het leven ook onze individualiteit oplost. We willen, hopen onbewust tenminste, dat iets van dat unieke wat ons gemaakt heeft tot wie we zijn, blijft voortbestaan. Dat is dan onze ziel. Onstoffelijk, zonder vorm en inhoud dus. Sommigen beweren ermee in contact te kunnen staan. Bijna-dood-ervaringen met hun onbegrijpelijke beelden, lijken te wijzen naar andere ruimtetijd dimensies, die niet passen in onze driedimensionale werkelijkheid. Het is allemaal denkbaar en er zijn ook nog verschillende onbegrepen zaken op dit terrein. Misschien dat het leven meer is dan een ingewikkeld kringloopproces van materie alleen en niet louter aangeblazen door lichtenergie. Toch kan ik mij niet voorstellen dat er iets van mijn individualiteit in herkenbare vorm blijft voortbestaan. Dat heeft misschien vooral te maken met mijn voorstellingsvermogen. Ik kan echter goed leven met het idee dat er onbegrepen en intrinsiek onbegrijpelijke fenomenen zijn, zonder dat ik de behoefte heb dit in een religieus jasje te willen hijsen. Het beeld van een hogere macht of kracht, met en soort bewustzijn of geweten die met name het ‘aanbidden’ waard is of wenselijk maakt, is mij vreemd.

Verder lezen

Fijne feestdagen, een sfeervolle jaarwisseling en een voorspoedig 2016!

Dat wensen Lida en ik iedereen van harte toe.
Het ziet er niet naar uit dat we veel sneeuw zullen krijgen, maar zulke krokussen in de sneeuw roepen toch het gevoel op van een nieuw begin.
Mijn voornemen vaker een bericht te sturen is dit jaar nog niet in vervulling gegaan. Ook de website is lange tijd niet veranderd, maar die heb ik recent weer bijgewerkt, al zijn er technisch hier en daar wat onvolkomenheden gebleven, waarvan het moeilijk is die onder de knie te krijgen.
Dat heeft o.m. te maken met alles wat er is gebeurd het afgelopen jaar.

Een korte impressie.

  • 13 april was de tweede fase van mijn proces voor het gerechtshof in Arnhem. Het vonnis een maand later was verrassend positief: algeheel ontslag van rechtsvervolging (d.w.z. dat het feit wel bewezen is, maar niet strafbaar wordt geacht). Natuurlijk zijn we er daarmee nog niet vanaf. Het OM is volgens verwachting in cassatie gegaan bij de Hoge Raad, al was het alleen maar om het principe een oordeel van het hoogste rechtscollege te krijgen. Dat gaat dan niet meer over de inhoud zelf, maar alleen over de vraag of het Hof wel de juiste criteria heeft gebruikt. Daar zitten we op dit moment midden in: hun bezwaren zijn inmiddels binnen en aan ons is het nu die te weerleggen. Alles gebeurt nu schriftelijk, er is geen zitting. Nadat ons weerwoord is ingediend (januari) gaan er nog wel een paar maanden overheen voordat we het oordeel van de Hoge Raad mogen verwachten. We maken ons geen zorgen.
  • 19 mei ben ik voor een bypassoperatie onder het mes geweest. Een forse operatie waarbij o.a. met behulp van een beenader 4 bypasses zijn gemaakt, maar voor de chirurg is dat haast routine. Er waren wel wat klachten ontstaan, maar dat dit nodig was als preventie, verraste toch wel. Na 6 weken herstellen, dan 6 weken revalidatie, 5 maanden controle door de trombosedienst en tot voor kort ca 10 dagelijkse pillen is de situatie weer vrijwel normaal.
  • Vanaf de laatste jaarwisseling woonde Jasper, de oudste zoon van Lida, bij ons omdat hij niet verder wilde met zijn huwelijk. Een moeilijke stap met vrij heftige gevolgen. De twee kinderen van 5 en 7 waren daardoor ook regelmatig over de vloer, tot onze vreugde.
  • In april kwam ook het gezin (vrouw en 3 kinderen (11, 7 en 5) van de door ons begeleide Oegandese vluchteling Ivan Kagwa naar Nederland. Na 4 dagen bij ons thuis is het gezin via de verplichte aanmelding in Ter Apel naar Oranje in Drenthe gegaan, in afwachting van definitieve huisvesting. Hij heeft al wel onderdak in Almere, maar dat is niet geschikt voor een gezin. We hebben gepoogd hen in onze omgeving gehuisvest te krijgen om hen intensiever te kunnen begeleiden en dat is gelukt. Waarschijnlijk komen ze eind januari naar Wageningen. Bridget, zijn vrouw, is hier weer zwanger geraakt en zal half januari bevallen van een zoon.

Dit jaar zijn de problemen bij de NVVE verder geëscaleerd. Veel daarvan ging buiten mij om, maar het heeft zijn weerslag op mij niet gemist. De interesse voor mijn proces was minimaal. Het ontslag van de directeur leek een gunstige ontwikkeling. Na een interim directeur is er nu weer een nieuwe benoemd: Robert Schuring. Hij leek veel belovende stappen te gaan zetten en o.a. de democratische structuur van de vereniging weer wat steviger te willen maken. Al snel bleken hij en het bestuur echter hele andere plannen te hebben. Zonder de leden ook maar enigszins erbij te betrekken lanceerden ze een visie waarin de medische invloed op het zelfgekozen levenseinde alleen maar versterkt wordt. Voor mij was dit ten langen leste het signaal om deze club vaarwel te zeggen. Ik voel me er niet meer thuis en het kost me te veel emotionele energie me nog voor veranderingen te blijven inzetten. Het doet pijn en maakt bedroefd, maar het lucht me ook op.

Er zijn gelukkig nog veel boeiende en leuke dingen om me van de straat te houden (al moet ik ook wel veel wandelen en fietsen voor mijn gezondheid). Naast de regelmatige  geneugten van het mogen oppassen op mijn 3 kleinkinderen, zal ik optreden als penningmeester van de Coöperatieve zonne-energie centrale Keltenwoud (die na een voorbereiding van ca twee lange jaren afgelopen maand in bedrijf is genomen), geef ik zo nu en dan lezingen (over het zelfgekozen levenseinde, voltooid leven en de hulp bij zelfdoding) en wil ik meer lezen en gaan schrijven.

Kortom, het ziet er naar uit dat mijn 2016 weer een boeiend en welgevuld jaar zal worden, waarin ook Kairos de nodige aandacht zal krijgen.

Tot het volgende bericht,
26Albert

Verder lezen

Na lang aarzelen heb ik nu ook een eigen website in het leven geroepen: www.albertheringa.nl. Die houd ik met deze nieuwsbrief ten doop en ik nodig iedereen graag uit daar kennis van te nemen en er te gaan kijken. Ik houd me graag aanbevolen voor op- en aanmerkingen!!

Ruim een jaar geleden wilde ik starten met het schrijven van meer of minder regelmatige blogs. Ik heb er toen één aan een flink aantal mensen toegestuurd. Daarop kreeg ik verschillende stimulerende reacties en twee afmeldingen. Ik werd toen echter ingehaald door de noodzaak aan mijn boek te werken en zodoende is er van een vervolg toen niet meer gekomen. Nu wil ik dat nieuw leven inblazen en ik doe dat vanuit deze nieuw geïnstalleerde website. Daar is ook ruimte voor mijn boek en mijn proces. Andere zaken die mijn aandacht hebben, zullen daar eeveneens en plek krijgen. In de nieuwsbrief zal ik ontwikkelingen met betrekking tot mijn proces melden en refecteren op diverse gebeurtenissen. Hieronder mijn eerste blog.

Deze eerste nieuwsbrief wordt gezonden aan een vrij groot aantal betrekkelijk willekeurige adressen van mensen die mogelijk geïnteresseerd zijn. Mocht dat voor jou niet geval zijn, dan hoor ik dat graag en dan zal ik je uit de adreslijst verwijderen. Wie deze nieuwsbrief niet ontvangt, maar dat wel zou willen kan zich via de website aanmelden.

 

IK OOK;     Yo, también

De titel van deze nieuwsbrief heb ik ontleend aan een (Spaanse) speelfilm die ik onlangs op TV zag en die mij in meerdere opzichten bijzonder raakte en aan het denken zette.  De hoofdpersoon, Pablo Pineda, is een man met het syndroom van Down, vaak aangeduid als ‘mongool’ of ‘mongloïde’. Het bijzondere van deze man, om wie deze film heen is gemaakt, is dat hij een universitaire studie heeft afgerond. De humoristische film gaat over het wel reële probleem dat deze man tegekomt in het relateren, liefhebben en in de sexualiteit. Een mooie film die me nog steeds bezig houdt. Dat het me zo persoonlijk raakt heeft natuurlijk veel te maken met het feit dat ik de eerste vier jaar van mijn leven ben opgegroeid met een anderhalfjaar ouder zusje dat ‘Down’ was. Bewust herinner ik me daar niet veel meer van, maar het voelt niettemin als een deel van me. Het was in elk geval een lief, vrolijk en speels meisje dat me zeer dierbaar was en feitelijk nog is.

Down-mensen zijn verstandelijk beperkt, al kan de mate daarin sterk variëren. Ze zijn veelal ook muziekaal en blijmoedig. En nu blijkt dus dat een van hen een universitaire graad heeft kunnen behalen! Naar het schijnt wel met veel hulp van zijn moeder, die de handicap eigenlijk niet wilde accepteren, maar toch! Dat geeft te denken. Worden mensen met Down wellicht stelselmatig ondergewaardeerd, onvoldoende serieus genomen? Ze hebben hun uiterlijk niet mee, maar ook dat kan heel goed te maken hebben met de associatie met een verstandelijke beperking die er als regel aanvast zit. Dat verband is er natuurlijk wel degelijk, maar niet voor honderd procent blijkt nu dus. Maar hoe vaak wordt dat verband dan ten onrechte gelegd? Een toch wel schokkende gedachte. Want als je van kind af aan met een bepaald beeld  en verwachting van jezelf wordt opgevoed, dan heeft dat verstrekkende gevolgen voor wie je zult worden. Dat geldt zowel in positieve als in negatieve zin, al zal de mate waarin dat kan beperkingen kennen.
De gevolgen voor het liefdesleven zijn navenant. Dat komt in de film langs twee lijnen aan de orde: in de verhouding die ontstaat met een vrijgevochten vrouw op zijn werk en los daarvan tussen twee ‘Down’ers in een balletgroep van louter ‘Down’-mensen. Die laatsten weten te ontsnappen aan hun toezicht, wat veel commotie geeft. De ontwikkelde Pablo komt wel wat verder, maar ook hij stuit op vele klippen. Er zitten aan de seksualiteit natuurlijk vele kanten, waarvan het krijgen van kinderen in dit geval misschien wel de ingewikkeldste is, maar het is wel belangrijk dat de seksuele gevoelens en verlangens van deze mensen erkend worden. Ze verdienen aandacht en ruimte te krijgen, zonder onnodige betutteling, rekening houdend met de mate van de verstandelijke beperking.
Nu ik het hier over heb, moet ik denken aan andere mensen met een beperking en zonder partner, die soms zonder de hulp van anderen niet uit de voeten kunnen met hun seksuele gevoelens. Begin jaren zeventig, toen ik nog in het bestuur zat van de Wageningse NVSH-afdeling, was daar een werkgroep die zich hierover boog. Er was ook een boekje geschreven door een dokter Heslinga, dat aandacht aan die problematiek bestede. Ik ben mij sindsdien bewust gebleven van de problemen die de seksualiteit voor mensen met een lichamelijke of geestelijke beperking kan betekenen. Op het terrein van de NVSH ben ik allang niet meer actief, dus ik weet niet goed meer wat er op dat vlak allemaal wel en niet gebeurt. Het feit dat ik er de afgelopen jaren nooit meer iets over gehoord heb stemt me weinig optimistisch over de vooruitgang op dat punt. Ik vrees dat er weinig verbeterd is, al was het alleen omdat de bespreekbaarheid van (afwijkende vormen van) seksualiteit de afgelopen jaren eerder is afgenomen dan toegenomen.

Maar ik dwaal af. Het ging mij om het gemak waarmee ik mijn oordeel baseerde op clichébeelden en overtuigingen en hoe lastig ik het vind dat oordeel los te laten. Ik schrik ervan. Ik realiseer me tegelijk ook hoe snel een oordeel op de loer ligt over de intelligentie van een onbekende buitenlander die wat gebrekkig Nederlands spreekt. Dan herinner ik mij de keren dat mijn Frans nog erg gebrekkig was en ik mij ergerde aan de laatdunkende wijze waarmee sommige Fransen mij dan bejegenden. Maar ik weet dat ik die reflex mijzelf ook niet onbekend is. Zulke vooroordelen zijn nauwelijks te voorkomen, maar het is wel belangrijk je van deze storende en vaak onterechte valkuilen bewust te zijn!

Verder lezen

Hoewel de dood de enige zekerheid is die we in dit leven hebben, blijkt het me vaak dat mensen vaak doen alsof het hen niet betreft. Dat is geen onverschilligheid die voortkomt uit de onvermijdelijkheid,maar veel eer een wegkijken alsof het alleen anderen aangaat. Ook in centra waar voornamelijk ouderen verblijven en waar sterven toch geen ongewoon verschijnsel kan zijn reageert men vaak nogal spastisch op een sterfgeval. Ik hoorde laatst dat opbaren in de eigen kamer niet mocht, omdat dit door de buren als confronterend zou kunnen worden ervaren. Ook zou een overledene alleen in een kist vervoerd mogen worden (en niet op een brancard met een doek erover, zoals de overledene zelf gevraagd had) en die kist mocht niet via de voordeur, maar alleen via de achteruitgang het gebouw mogen verlaten. Zelf heb ik ervaren dat soms zelfs tachtigjarigen hun dood gaan nog niet hebben besproken met partner of kinderen. Het lijkt alsof er een angst is dat alleen het praten erover de dood dichterbij brengt, terwijl het juist ook veel rust kan geven.

Van jongeren kan men zich nog voorstellen dat ze zich er niet zo mee bezighouden, al blijkt dat kinderen die zelf geconfronteerd worden met hun sterfelijkheid of die van een ouder, daar meestal op een heel mooie wijze mee om kunnen gaan. Van ouderen zou je verwachten dat ze er meer over nadenken, maar dat gebeurt blijkbaar nog erg weinig. Die angst maakt dat veel mensen onvoldoende voorbereid, zowel zakelijk maar vooral geestelijk, de dood tegemoet treden. Ook artsen maken, tegen de verwachting in, op deze regel nauwelijks een uitzondering. Daar zou maatschappelijk veel meer aandacht aan gegeven moeten worden.

De mooie wekelijkse rubriek ‘Het laatste woord’ in de NRC draagt daaraan bij en ook de NCRV komt regelmatig op een mooie manier uit de hoek, maar dat is nog lang niet voldoende. Gezien de snel toenemende vergrijzing zou het voor de hand liggen dat ook de overheid deze aandacht op een neutrale manier zou stimuleren, zoals ze ook het dragen van een veiligheidsriem heeft bevorderd.

Laten we hopen dat deze nieuwe seculiere regering ook interesse kan opbrengen voor dit soort maatschappelijke kwesties en niet blijft hangen bij belastingen, gezondheidszorg, veiligheid en snelwegen alleen.

***************************************

Dit was mijn eerste blog, die ik verzond op 29 oktober 2012. Daar is het toen onverhoopt bij gebleven. omdat ik onvoorzien al mijn energie moest stoppen in het afmaken en publiceren van mijn boek. Nu dat is afgerond, ook het proces voorlopig even een pauze kent voordat het hoger beroep zal plaatsvinden en ik nu een geheel eigen website ben begonnen ,is het mijn bedoeling dat oorspronkelijke voornemen te hervatten en meer of minder regelmatig een blog de wereld in te sturen. Ondertussen zal ik ook artikelen en andere stukken op deze website plaatsen over de onderwerpen die mij bezig houden. 

Verder lezen